
De macht van de media

Communicatiewetenschappers maken een onderscheid tussen imago en identiteit
Hoewel er verschillende definities zijn, kan imago worden omschreven als “het beeld dat anderen van iets of iemand hebben” terwijl identiteit staat voor “wat iets of iemand in werkelijkheid is”. Imago en identiteit kunnen soms ver uiteenlopen: Franse auto’s hadden lang de reputatie roestbakken te zijn (imago), terwijl ze in werkelijkheid echt niet sneller roestten dan bijvoorbeeld hun Duitse concurrenten. Imago en identiteit kunnen elkaar ook wederzijds versterken: als een nieuw model auto in de reclame wordt gepresenteerd als een echte sportwagen (imago) dan zullen met name sportief ingestelde autorijders deze auto aanschaffen. Na enige tijd zullen dus vooral sportievelingen in deze auto gezien worden (identiteit), waardoor het imago van sportwagen wordt bevestigd.
Ook bij de American Pit Bull Terriër is het imago vooruitgelopen op zijn identiteit: nog vóór het eerste bijtincident werd het ras al als “moordmachine” aan kijkers en lezers gepresenteerd. Deze opgedrongen reputatie trok een bedenkelijke groep “liefhebbers” aan, die dat imago bevestigden en zo uiteindelijk een ongewenste identiteit creëerden.
Niet ten onrechte concludeert communicatiewetenschapper drs. Eliaan Schoonman dat de pitbull door de pers naar zijn imago van “time bomb on legs” is toegeschreven. In de afgelopen twee decennia hebben de media de meest verrukkelijke onzin over de American Pit Bull Terriër en andere “vechthondenrassen” verkondigd. Helaas hebben publiek en beleidsmakers de veelal gekleurde berichtgeving vol verzinsels en halve waarheden met graagte overgenomen en tot waarheid verheven. De reportages van de pers zijn uiteindelijk tot een zichzelf vervullende profetie geworden.
De macht van de media
Er is een tijd geweest dat de American Pit Bull Terriër zich mocht verheugen in een positieve belangstelling van pers en publiek. In de kinderserie “Our Gang” speelde pitbull Pete een prominente rol; verschillende legerkorpsen hadden een pitbull als mascotte; bekende personen zoals president Theodore Roosevelt bezaten pitbulls en regelmatig verschenen er berichten over pitbulls die heldendaden hadden verricht, zoals het redden van een kind uit het water of een brandend huis. Als eind jaren ’70 de eerste pitbulls in Nederland worden geïmporteerd, is er weinig publieke belangstelling. Fonseca’s Duke, een van die eerste honden, wordt op de internationale hondententoonstelling in Leeuwarden nog gepresenteerd als kynologische zeldzaamheid. Daarna wordt het stil rond het ras.
In 1983 komt het Duitse familieblad Geo Magazine met de eerste berichtgeving over pitbullgevechten, op de voet gevolgd door haar Nederlandse evenknieën Panorama en Nieuwe Revu. De materie leent zich uitermate voor sappige strofes: iedere journalist die in de jaren erop volgend over het onderwerp zal schrijven, slijpt zijn pen tot een scherpe punt. Of, om in lijn met de terriërmaterie te blijven, zet zijn tanden gretig in de gruwelijke taferelen.
Van enige bedreiging van de openbare orde en veiligheid is dan nog geen sprake: de pitbull wordt tot 1986 in geen enkel krantenbericht over hondenbeten genoemd. Het accent in de berichtgeving ligt in de eerste jaren tot 1986 bij de training voor hondengevechten. Trouw schrijft op 12 september 1986: “Zo zou het gebeuren dat katten in een jutezak aan een boom worden gehangen. De pitbullterriërs springen dan naar de zak en bijten erin. De Vereniging Dierenambulance Groningen vertelt dat de kat na afloop uit de zak gehaald wordt en door de hond verscheurd wordt als een soort beloning”. En de Volkskrant in dezelfde periode: “In Groningen zijn al enkele honderden bomen door pitbullterriërs zwaar beschadigd. Bezitters laten ze aan takken hangen om hun kaakspieren te ontwikkelen. De gemeente werkt nu aan voorzieningen waar de honden dan in hemelsnaam maar op moeten oefenen, zodat de bomen gespaard blijven. Er komen bijvoorbeeld autobanden, opgehangen aan kettingen”. Frappant genoeg blijkt uit onderzoek van de gemeentepolitie Groningen dat er nauwelijks of geen sprake is van overlast en dat er géén aanwijzingen zijn dat de verhalen uit beide kranten op waarheid berusten.
Aan de bron van de latere problemen rond de American Pit Bull Terriër ligt het menselijke gegeven dat dit genre “horror” zo gruwelijk tot de verbeelding spreekt. In 1987 gaat Vrij Nederland op zoek naar hondengevechten in ons land. Het feit dat de journalisten van het blad tijdens hun speurtocht niet één hondengevecht of aanwijzing daarvan hebben kunnen vinden, weerhoudt ze er vervolgens niet van om twee kolommen uit te wijden over hondengevechten en daarbij allerlei mensen aan het woord te laten die ook wel denken dat het waar is. Kortom: een vermoeden wordt bevestigd door mensen die dat vermoeden ook hebben. Journalistiek is dit een onacceptabele manier van werken. Het imago van de pitbull is hiermee echter een feit. In de periode hierna verschijnen er steeds vaker berichten in de dagbladen over pitbulls die buiten de vechtring bijten. Aan het eind van 1988 gaat zelfs meer dan de helft van het aantal bijtberichten in de krant over pitbulls, aldus de krantenknipselregistratie van de stichting Consument en Veiligheid. Onderzoek van dezelfde stichting in het najaar van 1988 leverde een lijst op van 508 slachtoffers van hondenbeten naar ras. Slachtoffers die zich bij een EHBO-post hadden moeten laten behandelen.
Anders dan je op grond van de krantenberichten zou verwachten, bestond de lijst geregistreerde hondenbeten echter niet uit 254 pitbulls. Immers, als de helft van alle berichten daarover gaat, zou je ook een vergelijkbare hoeveelheid incidenten verwachten! Voor journalisten is het dus interessanter om over bijtende pitbulls te schrijven, dan over bijtende herdershonden. Daarmee is de slechte reputatie van de pitbull ten onrechte bevestigd voor het krantenlezend publiek. Na de gruwelverhalen in de Europese pers mag de pitbullterriër zich plots in een enorme belangstelling verheugen. De pups zijn niet aan te slepen en in elke volksbuurt of betonwijk is er wel een quasi-fokker die in dit gat in de markt springt. Binnen enkele jaren loopt het aantal pitbulls op tot zo’n vijftienduizend.
Daar zitten dan inmiddels duizenden tussen met een driedubbel probleem: een lukraak gefokte hond, met een maatschappelijk minder stabiele eigenaar én een omgeving, een kleine woonruimte drie hoog bijvoorbeeld, waar het gedrag van de hond in ieder geval al sneller kan ontsporen dan op een ruime boerderij met 6 hectare eigen grond.
Sommige eigenaren kunnen hun hond niet hanteren en laten het beestje daarom de hele dag maar op het balkon zitten. De identiteit van de pitbull begint geleidelijk aan zijn – door de pers opgedrongen – imago in te halen. Op 22 februari 1990 wordt de eerste peuter door een pitbull doodgebeten. De kinderen spelen in de keuken in gezelschap van de hond Tom. De kinderen krijgen ruzie en Tom verdedigt het eigen kind. Moeder doet boven de was en verneemt van haar kind dat de hond het vriendinnetje aan het bijten is. Zij grijpt niet in, maar haalt hulp. Die komt te laat, want het meisje overlijdt in het ziekenhuis aan haar verwondingen. Nederland reageert geschokt op het ongeluk. De impact van het ongeluk is echter niet los te zien van de lange “incubatietijd” van imago, naar identiteit naar issue.
Precies hetzelfde ongeluk, maar zonder “incubatietijd” heeft namelijk nagenoeg geen impact. De Sint Bernard die in augustus 1991 een peuter doodbeet, haalde de krant, maar daar bleef het dan ook bij. De eenzijdige en gekleurde belangstelling van de pers hebben er uiteindelijk toe geleid dat de pitbullterriër in 1993 door de Regeling Agressieve Dieren in Nederland werd verboden.
Bij gebrek aan stof tot schrijven stortten de journalisten zich daarom op enkele andere stoere hondenrassen, steevast gepresenteerd als “Opvolgers van de pitbull”. Waarbij de kop van de reportages meer dan eens werd ingeluid door de retorische vraag: “Nóg erger dan de pitbull?”. Daarmee is de toon gezet voor een herhaling van de media-hetze en heeft de pers wellicht opnieuw een zichzelf vervullende profetie gecreëerd.
Bron: Issues Management, door drs. Eliaan Schoonman
Update
De Regeling Agressieve Dieren (RAD) is per juni 2008 ingetrokken, omdat uit een evaluatie bleek dat de regeling niet effectief was. Nu de regeling is ingetrokken, kunnen honden dus niet meer louter op basis van hun uiterlijke kenmerken in beslag genomen worden.
De gemeentewet en het Wetboek van Strafrecht bieden voldoende mogelijkheden om agressieve honden aan te pakken. Daarom komt er geen nieuwe regeling voor de aanpak van agressieve honden.
Goed verhaal.
Gr. Herman
Bedank voor je reactie.
Groet, Geert